Je moet metaal zien als korrels opgemaakt uit een crystalstruktuur van atomen. Wanneer je een metaal plastich vervormt (door dat gewei krom te rijden, of weer terug te buigen) introduceer je vervormingen in die crystal struktuur. Namelijk tijdens de vorming van die struktuur ontstaan er altijd imperfecties, of gaatjes, in een verder geordend systeem.
Wanneer een metaal plastisch vervormt verplaats je deze imperfecties in de struktuur. Je gaat in een keer een heleboel van die imperfecties verplaatsen.
Hierbij gaat een gedeelte van de energie zitten in warmte ontwikkeling (buig maar eens snel een stuk staal, het oppervlak van het materiaal kan goed heet worden), maar een deel blijft in het materiaal achter in de vorm van interne krachten op de struktuur omdat er onregelmatigheden opgehoopt zijn.
Dit maakt het materiaal harder en moeilijker te vervormen (dit kan gunstig zijn) maar maakt het op den duur breekbaar (niet zo mooi).
Als je een metaal buigt, druk je het materiaal aan de ene kant in elkaar maar aan de andere kant rek je het op. Je vervormt de struktuur op twee manieren.
Vervolgens wil je terug de andere kant op, maar het materiaal verzet zich hiertegen: lokaal is de weerstand op vervorming groter waardoor je zo'n vreemde jochel krijgt in plaats van de oorpronkelijke vorm (het gecomprimeerde deel wil zo blijven evenals het uitgerekte deel, lokaal gezien).
Wat je moet doen is energie toevoegen zodat de struktuur zijn oorspronkelijke staat weer kan hervinden: Warmte! Je geeft daarmee de atomen voldoende energie om vrij te bewegen en om zich los te breken uit bindingen en zich te herschikken.
Als je een strip dun metaal wilt breken buig je het om, en dan terug, en weer terug en opeens breekt het: het materiaal word lokaal hard tot het breekt.
Dat is in grote lijnen tenminste he ik het begrepen heb van Herr Doctor ;D